27 februari 2005

Alcohol

Eén op de tien Nederlanders heeft een drankprobleem, zo konden we gisteren lezen in de krant. “Drankprobleem” dit keer niet gedefinieerd als een aantal glazen per week, maar als serieus probleem: black-outs, stiekem drinken, maaltijden overslaan, ongevallen, regelmatige dronkenschap gevolgd door katers en sociale problemen, waaronder problemen met partner, familie of werk.

Als af en toe een ontbijtje skippen wegens kater niet telt, valt het met mijn drankprobleem nog best mee, stelde ik opgelucht vast. Aan de andere kant is tien procent natuurlijk ontzettend veel. De schade die alcohol aan de samenleving toebrengt is enorm: ontwrichte gezinnen, verloren arbeidsproductiviteit, arbeidsongeschiktheid, jonge mannen die doodgaan voordat ze hun studieschuld af hebben betaald – één op de vier jonge mannen sterft door alcohol; het is daarmee de voornaamste doodsoorzaak voor deze groep. De totale schade, uitgedrukt in geld, zou 2,5 miljard bedragen.

Ik heb vanuit mijn rabiaat liberalisme altijd volgehouden dat mensen het volste recht hebben om zichzelf dood te zuipen, snuiven of roken, dat ze groot en slim genoeg zijn om zelf in te zien wanneer ze een probleem hebben en daar dan ook mee om te gaan. Voor alcohol ligt de situatie echter wat ingewikkelder.

Om te beginnen brengt een drinker ook anderen in gevaar: vechtpartijen, onverantwoord gedrag in verkeer en meer zulks. Daarnaast is onze samenleving volkomen doordrenkt met alcohol. Bij vrienden op bezoek is synoniem aan drinken. Netwerken doe je boven een glas. Bij een receptie staat er wel ergens sinaasappelsap, maar iedereen wéét dat er vooral gezopen gaat worden. Het feit dat hoge alcoholconsumptie en zelfs complete dronkenschap in veel kringen statusverhogend werkt is ook al geen fijne gedachte voor onze Ministers van Volksgezondheid en Economie.

Het is daarom des te vreemder dat de overheid zich zo stil houdt over alcohol. Eerder hield ik een vurig pleidooi voor meer overheidsvoorlichting, maar over alcohol doet men verrassend rustig. Er is een campagne om te Bobben, die er op neerkomt dat als je maar niet hoeft te rijden, je je helemaal ongans kan zuipen. En er is een campagne met een jongen die een schaap heeft geneukt, onder de zwaar zuigende slagzin ‘de kater komt later’. Effect: nul komma nul.

Eén en ander staat in schril contrast met de radicale campagnes die tegen roken worden gevoerd. Hoge accijns, rookverboden, terugdringen van het aantal winkels waar tabak wordt verkocht, verbod op reclame, gaat u maar verder. Ik was er niet allemaal gelukkig mee – ik ben één van die laatste rokers en ook voor mij is het binnenkort schluss – maar kon ze wel verdedigen. En bij drank? Het nietsbetekenende ‘drank maakt meer kapot dan je lief is’ onder reclame’s, en een moralistisch praatje over katers.

Vanwaar toch dat enorme verschil in de behandeling van rokers en drinkers? Het is toch zeker niet alleen omdat onze bestuurders zelf zoveel drinken?

1 Reacties:

Anonymous Anoniem zei...

Denk zelf dat het best meevalt. Ik zie ze wel vaak, die campagnes en sommige zijn ook best confronterend. Nee, dan heb ik het niet over de schaap, maar bijvoorbeeld over de kotsende tiener boven een plee. Erg charmant is dat ook niet.

De Bob-spotjes hebben daarnaast in ieder geval wat effect.

Wat met alcohol meer een probleem is daarentegen, is het feit dat 1 of 2 glaasje nog best verantwoord en lekker is, maar dat je dat na 1 of 2 glaasjes ook vergeet.

Noem het cognitieve dissonantie, noem het dronkenschap of Korsakov, maar zo werkt het vaak.

O ja, en de verkeerde vrienden hebben schiet ook niet op. Peer pressure, dat is pas iets stoms!

28 februari 2005 om 17:08  

Een reactie posten

<< Home