Pre-emptive vervloeken
Een bioloog zien veel mensen nog steeds als een vredige heikneuter met een botaniseertrommel voor zich. Archeologen hebben een betere reputatie, met name dankzij films als Indiana Jones. In werkelijkheid zijn archeologen net zo saai als biologen, en houden zij zich hele dagen ledig met het tellen van potscherven of uitgepoepte zaadjes. “Het zal je misschien verbazen, maar na driehonderd jaar ruikt een beerput nog steeds naar stront”, vertelde een bevriende archeoloog ooit. Zijn werk betaalt slecht, omdat er heel veel mensen zijn die het gráág willen doen.
Soms echter, waait er een vleugje Hollywood over de archeologie. Wetenschappelijke grafschenners spelen met hun leven bij het openen van Egyptische graftombes. Een beetje journalist spreekt dan natuurlijk van de Vloek van de Pharao’s. Analoog daaraan hebben journalisten het nu ook over de Vloek van Ötzi. Mensen die met het ijslijk werkten, hebben massaal het leven gelaten.
Toeval, natuurlijk. Er zijn wereldwijd miljoenen wetenschappers, en als je zo’n grote groep hebt, zou het veel verrassender zijn als er niet één clubje was dat en masse doodviel na hun onderzoek. De Vloek van het Trilveen, of de Wraak van de Proteïne-Kinase-C receptor, bijvoorbeeld, hadden net zo goed gekund en zouden bovendien mijn studietijd aanzienlijk dragelijker hebben gemaakt.
Een èchte vloek is de vloek waar je nooit van hoort, merkte een collega van mij al op. Een beetje vervloeker doet aan pre-emptive strikes. “Goh, waarde collega, zouden we niet eens opgravingen gaan doen in die vallei in Chinaaaaargh roggel kuch” – hartstilstand. De eenzame bergwandelaar die terugkeert: “Hij zei dat hij even ging plassen in een grot, en toen sloeg de bliksem in.” Duikers vlakbij de eerste sporen van Atlantis worden verscheurd door een school hondsdolle Humboldt-inktvissen. Over een paar maanden verandert mijn archeologische vriend van baan. Als hij dan dood neervalt, weet ik dat hij iets groots op het spoor was.
Soms echter, waait er een vleugje Hollywood over de archeologie. Wetenschappelijke grafschenners spelen met hun leven bij het openen van Egyptische graftombes. Een beetje journalist spreekt dan natuurlijk van de Vloek van de Pharao’s. Analoog daaraan hebben journalisten het nu ook over de Vloek van Ötzi. Mensen die met het ijslijk werkten, hebben massaal het leven gelaten.
Toeval, natuurlijk. Er zijn wereldwijd miljoenen wetenschappers, en als je zo’n grote groep hebt, zou het veel verrassender zijn als er niet één clubje was dat en masse doodviel na hun onderzoek. De Vloek van het Trilveen, of de Wraak van de Proteïne-Kinase-C receptor, bijvoorbeeld, hadden net zo goed gekund en zouden bovendien mijn studietijd aanzienlijk dragelijker hebben gemaakt.
Een èchte vloek is de vloek waar je nooit van hoort, merkte een collega van mij al op. Een beetje vervloeker doet aan pre-emptive strikes. “Goh, waarde collega, zouden we niet eens opgravingen gaan doen in die vallei in Chinaaaaargh roggel kuch” – hartstilstand. De eenzame bergwandelaar die terugkeert: “Hij zei dat hij even ging plassen in een grot, en toen sloeg de bliksem in.” Duikers vlakbij de eerste sporen van Atlantis worden verscheurd door een school hondsdolle Humboldt-inktvissen. Over een paar maanden verandert mijn archeologische vriend van baan. Als hij dan dood neervalt, weet ik dat hij iets groots op het spoor was.
1 Reacties:
Ik wil ook een archeologische vriend, die zijn heel wat leuker dan biologische, antropologische of sociologische vrienden. :)
Een reactie posten
<< Home