Alles kan
Ik ben er nog steeds niet uit of ik de nieuwe campagnes van de Staatsloterij nou geniaal vind, of oerstom. Eerlijk zijn ze in elk geval wel. Voor degenen onder u die nooit op straat komen omdat ons blog u maar blijft boeien: het gaat hier om posters met dromerige mensen. Boven hun hoofd zweeft een gigantisch hoge prijs: “Pakt u die jackpot van € 10 miljoen?”, en dan onderaan, in verschrikkelijk reclamemakerdialect, de pay-off: “Alles kan.”
Misschien zijn het mijn roots in het Oost’n, maar voor mij heeft de term ‘Alles kan’ niet bepaald een heerschende connotatie. “Alles kan: Theekan, koffiekan...”, zo grapten mijn klasgenootjes altijd. Maar er kan nog meer: “IJsselmeer, Veluwemeer..” De boodschap was duidelijk: tussen droom en daad staan natuurwetten in de weg, en statistische bezwaren. Tien miljoen winnen? Het kàn. Maar het gaat mooi niet gebeuren.
Dat weten die mensen van de Staatsloterij natuurlijk ook. Van elk tientje dat u aan staatsloten uitgeeft, gaan zes euro’s terug naar de spelers – de rest wordt verdeeld tussen de Staatsloterij en Gerrit Zalm. Elke maand spelen miljoenen mensen mee, en slecht één van hen krijgt uiteindelijk die jackpot van tien miljoen. Wat de Staatsloterij verkoopt, is dus niet zozeer de kans op grof geld. De kans dat je sterft aan een blikseminslag is ongeveer even groot als de kans op zo’n prijs, en geen hond die elke maand € 13,50 gaat betalen om minder kans op blikseminslag te krijgen.
Wat elke loterij verkoopt is hoop. Dromen. Als ik tien miljoen zou hebben, wat zou ik daar dan wel niet mee kunnen doen? Een reusachtig spaarvarken kopen? En er is een kans: de kans dat ik tien miljoen op mijn rekening krijg als niet meespeel is 0, en de kans dat dat gebeurt als ik wèl meespeel is aanwezig, en dus oneindig veel groter. Mensen winnen zulke prijzen, dus het kan. Sure. Alles kan.
Misschien zijn het mijn roots in het Oost’n, maar voor mij heeft de term ‘Alles kan’ niet bepaald een heerschende connotatie. “Alles kan: Theekan, koffiekan...”, zo grapten mijn klasgenootjes altijd. Maar er kan nog meer: “IJsselmeer, Veluwemeer..” De boodschap was duidelijk: tussen droom en daad staan natuurwetten in de weg, en statistische bezwaren. Tien miljoen winnen? Het kàn. Maar het gaat mooi niet gebeuren.
Dat weten die mensen van de Staatsloterij natuurlijk ook. Van elk tientje dat u aan staatsloten uitgeeft, gaan zes euro’s terug naar de spelers – de rest wordt verdeeld tussen de Staatsloterij en Gerrit Zalm. Elke maand spelen miljoenen mensen mee, en slecht één van hen krijgt uiteindelijk die jackpot van tien miljoen. Wat de Staatsloterij verkoopt, is dus niet zozeer de kans op grof geld. De kans dat je sterft aan een blikseminslag is ongeveer even groot als de kans op zo’n prijs, en geen hond die elke maand € 13,50 gaat betalen om minder kans op blikseminslag te krijgen.
Wat elke loterij verkoopt is hoop. Dromen. Als ik tien miljoen zou hebben, wat zou ik daar dan wel niet mee kunnen doen? Een reusachtig spaarvarken kopen? En er is een kans: de kans dat ik tien miljoen op mijn rekening krijg als niet meespeel is 0, en de kans dat dat gebeurt als ik wèl meespeel is aanwezig, en dus oneindig veel groter. Mensen winnen zulke prijzen, dus het kan. Sure. Alles kan.
1 Reacties:
Theepot niet! Zeiden we in het echte oosten. :)
Een reactie posten
<< Home