05 februari 2005

Thaksin

Zondag zijn de verkiezingen in Thailand. In tegenstelling tot haar buurlanden heeft het land al wat ervaring met democratie, en hoeven er geen massa’s VN-gezanten naartoe. Jammer voor hen, misschien konden ook zij zich om laten kopen door de deelnemende partijen, volgens goed Thais gebruik. Gedoodverfde winnaar is de huidige premier, Thaksin Shinawatra, die het land enorme economische groei opleverde en voortvarend optrad bij de tsunami in december.
Thaksin krijgt het nog moeilijk de komende jaren. Het toerisme (25% van de inkomsten van Thailand) lijkt nauwelijks geraakt door de vloedgolf – zelf vertrek ik in maart die kant op, en de rest van de economie kan vrolijk meeliften op de groei van India en China, de reuzen in de regio. Maar op andere punten ziet het er minder vrolijk uit.

Allereerst is er de moslim-minderheid in het Zuiden van Thailand. In het Boeddhistische land komen ze eigenlijk niet aan bod, en protesten van moslims werden met grof geweld neergeslagen. De wereld is dat nu vergeten, maar de moslims zeker niet – een grote aanslag of een zware glipper van de corrupte Thaise politie zou het land wel eens meer schade toe kunnen doen dan de tsunami.

Daarnaast zijn er de expats. Een groot gedeelte van de Thaise economie draait op het feit dat er Westerlingen en Chinezen in Thailand werken. Met name in de toeristenindustrie is er een schreeuwend tekort aan goed Engels sprekende krachten. Dat tekort is er, omdat de wetten van Thaksins ‘Eigen volk Eerst’-partij Thai Rak Thai (Thais houden van Thais) het bestaan voor buitenlandse ondernemers en werkkrachten steeds onmogelijker heeft gemaakt. Ondernemers moeten zich door steeds meer papierbergen heenworstelen, en iemand die achter de bar staat of werkt als divemaster moet elke drie maanden de grens over om zijn visum te laten verlengen – een permanente werkvergunning is er niet, want dit werk zou ook door een Thai gedaan kunnen worden, in theorie. In zijn neiging te profiteren van de Thaise afkeer van buitenlanders zou Thaksin zijn land wel eens meer kwaad dan goed kunnen doen.

Grootste risicofactor is echter de koning. Koning Bhumibol is heilig in Thailand, en grotendeels terecht. Hij is een grote verenigende factor geweest die zich keihard heeft ingezet voor de belangen van zijn land en zijn onderdanen. Hij is echter ook stokoud en heeft al een kankergezwel overleefd. Toen tijdens die operatie het gerucht ging dat hij was overleden, braken overal in het land rellen uit – zijn zoon die volledig in de zak van Thaksin zit (en volgens veel Thai zit Thaksin weer in de zak van de maffia) zal niet worden geduld als opvolger. Het is maar zeer de vraag of de bloeiende toeristenindustrie en de afkalvende opiumindustrie – twee van de zaken waar Bhumibol zijn sporen mee verdiende – zonder zijn leiderschap niet van status zullen wisselen. De expats zijn er in elk geval niet gerust op, en verzekeren zichzelf van de mogelijkheid tot snelle terugkeer naar hun vaderland.

VN-gezanten heeft Thailand gelukkig niet nodig, maar het zou fijn zijn als de internationale gemeenschap een oogje in het zeil hield bij de ontwikkelingen in het land.