15 juli 2005

Op bezoek

In een aanval van hersteldrift heb ik mijn eerdere column over Mo herschreven in Luuk Koelman-stijl.

Sybrand van Hulst, de directeur van de AIVD keek nerveus naar de klok in de gang. Het prachtige stuk Duits antiek wees aan dat zijn gesprek al tien minuten geleden had moeten beginnen. Waarschijnlijk liet degene aan de andere kant van de deur hem even in zijn eigen sop gaar koken, zodat hij nog onzekerder zou zijn als het gesprek zo begon.


Steeds luider galmde het ‘tik-tok’ door zijn hoofd. Hij merkte dat hij aan het zweten was. Als hoofd van ’s lands geheime dienst was hij wel gewend aan ontmoetingen met belangrijke mensen. Voor Balkenende draaide hij zijn hand niet om. Donner? Pah. Maar de paar keren dat hij in deze gang had gezeten waren uitgelopen op drama’s.


“Komt u binnen, meneer Van Hulst”. Sybrand slikte.


“Goedemorgen, M - ”

“Ik wil met u praten over Mohammed Bouyeri” werd hij afgekapt.

“Ah.” Hij zweette nog erger. Zijn adamsappel stuiterde op en neer.

“Ik begrijp, meneer Van Hulst, dat uw dienst hem weliswaar in de gaten hield, maar niet kon verhinderen dat hij de aanslag op meneer Van Gogh pleegde?”

“Ja, nee, kijk - ” Stamelde Van Hulst. Konden ze dit soort dingen niet gewoon via een parlementaire enquête regelen? Veilig, openbaar, Kamerleden die gewoon dingen uit wilden zoeken, en snapten dat hij ook gewoon zijn werk deed.

“En nu krijgt hij levenslang.” Het klonk alsof ze het hèm kwalijk nam.

“Dat is aan de rechter om te - ”

Twee licht opgetrokken wenkbrauwen aan de andere kant van het bureau.

“Ah, pardon,” mompelde hij. De rechter was waarschijnlijk ook al hier langsgeweest.

“En nu moet de Staat der Nederlanden meneer Bouyeri levenslang gaan onderhouden van mijn belastingcenten.”

Dat ging hem te ver. “Uw belastingcenten? Ik dacht -”

Een hand met een oude trouwring wuifde zijn tegenwerping weg. “Bij wijze van spreken, natuurlijk.”

De kille stem vervolgde: “Zou het niet mooi zijn als de AIVD haar eigen fout rechtzet? Ik stel voor dat meneer Bouyeri ergens volgend jaar een dodelijk ongeluk krijgt.”

Slik. Stuiterdestuiter.

“Een soort ongeluk, mag ik wel zeggen, dat heel duidelijk een ongeluk is. Niet een ongeluk dat erop wijst dat de AIVD er wel eens de hand in zou hebben gehad. Een tragisch ongeval dat de Staat puur toevallig miljoenen bespaart en voorkomt dat meneer Bouyeri door ontsnapping vrij zou kunnen komen.”

Van Hulst durfde niet meer naar de andere kant van het bureau te kijken.

“Begrijpt u mij goed, meneer Van Hulst?”

Hij knikte.

“Laat mij u niet langer ophouden, meneer Van Hulst.”

Opluchting. Hij mocht hier weg. Die Bouyeri was zo goed als dood. Hij zou het zelf doen, als hij daarmee kon voorkomen dat hij nog een keer op het matje werd geroepen.

“Tot ziens, meneer Van Hulst.”

“Dank u, Majesteit.”