22 juli 2005

Zonnebloemolie

Ik worstel nog steeds met mijn rijbewijs, maar de mensen die al wel in hun auto kunnen toeren hebben het ook niet makkelijk. De benzine is namelijk te duur. Automobilisten gaan handtekeningen sparen, of gooien uit weeromstuit zonnebloemolie in hun dieseltje.

Normaal gesproken heb ik het helemaal niet op de linkse bomenknufferlaritis van blije fietsers die wél profiteren van het feit dat er in Nederland een redelijk functionerende infrastructuur is voor auto’s, maar vervolgens hun medemens koste wat het kost uit de auto willen treiteren. Automobilisme is een zegen voor de mensheid, in termen van persoonlijke vrijheid, economie en zorg. Dit keer hebben de Telegraaf-klagers echter ongelijk.

In tegenstelling tot wat elke automobilist vindt, is autorijden in Nederland te goedkoop. Het feit dat er hier meer dan zeven miljoen auto’s rondrijden kost bakken en bakken met geld. Ze staan elkaar in de weg, zodat mensen te laat komen, wat geld kost. De kosten van uitlaatgassen – zowel in termen van het broeikaseffect en van het aantal doden door het feit dat Nederland de meest vervuilde lucht van West-Europa heeft, worden niet gedekt door de accijnzen, hoe hoog United Consumers die ook mag vinden.

Oliemaatschappijen ruimen neem ik aan op eigen kosten de rotzooi op als er weer eens een olietanker strandt – maar nieuwe natuur kun je niet kopen. Omdat iedereen zo nodig auto moet rijden, wordt onze infrastructuur daarop aangepast, met alle gevolgen van dien. Snelwegen zorgen voor verminderde levenskwaliteit in termen van nachtrust en longaandoeningen, en ook die kosten geld in de vorm van verminderde arbeidsproductiviteit – maar de automobilist betaalt er niet voor.
Nederlanders zijn te dik, mede omdat ze overal naartoe rijden in plaats van fietsen. Dikke mensen kosten geld. Ik kan zo wel uren doorgaan, maar u snapt het idee.

Consumenten, zo schrijft de krant van wakker Nederland, voelen voor een boycot. Als een verwend kind stampen ze met de voet op de grond. “Als wij het kwartje van Kok niet terugkrijgen, laten we de auto staan, lekker puh!” Dat was nou precies de bedoeling.